Tijdsbeeld:
Levensomstandigheden van Jan Andries Behaeghe.
Zonder emigreren was Jan Andries: 3X Oostenrijker (tot 1789 en in 1791 en 1793), 2X Fransman (1792 en 1794-1814), Nederlander (1814-1830) en 2X Belg (1790 en vanaf 1830). (Moeder Courage: Welke vlag moeten we vandaag uithangen om in leven te blijven?). Dus, tijdens zijn leven zeven maal veranderd van nationaliteit.
Zijn moeder werd weduwe, het oudste kind 13 jaar, een 5de kind werd geboren 4 maand na het overlijden van vader Denijs. Jan Andries, enige zoon, geen school, snel kostverdiener: overleven is de boodschap.
Jan Andries werd 20 jaar onder Napoleon (hij was toen reeds 5 maal van nationaliteit veranderd) en viel dus onder de 'franse conscriptie'. We vonden zijn naam als 'Jeanandré Behaghe' in de conscriptielijst van het jaar XIII (jaar beginnend op 23 sept 1804), bij de 'conscrits' van Moorsele, onder rangnummer 40, en opgeroepen tot dienst. Persoonsbeschrijving:
grootte: 1,693 m (opm: de gemiddelde grootte van drie lichtingsjaren te Brussel bedroeg 1,65 m), blauwe ogen, kastanjebruin haar en wenkbrauwen, rond voorhoofd, grote neus, middelmatige mond, kleine kin, ovaal gezicht en 'gekleurde' huid (opm: de meeste conscrits hebben 'gekleurde' huid: werken vaak buiten). (ref. dossier 3100 Rijksarchief te Brugge over Frans Hoofdbestuur).
We vonden zijn naam verder niet terug in die archieven te Brugge.
Op basis van die eigen opzoekingen bleef het dus onzeker wat er verder gebeurde. Het leek mij verwonderlijk dat hij eerst huwde op 33 jaar, en dit in het jaar na Waterloo. Hij was toen zonder echt beroep (in de huwelijksakte: "daghuer man") en ongeletterd ( "verklaerd niet te kunnen schrijven"). Dit wijst eerder op een voor hem bewogen tijd onder het Frans bewind.
Toevallig ontmoette ik Dhr Roger Vergaerde, architect te Ganshoren, maar ook de specialist van de conscriptie tijdens de franse tijd. Hij vond in zijn documentatie de bevestiging van ons vermoeden en stuurde volgende gegevens:
"BEHAEGHE Jean André wordt als weerspannige (réfractaire) ingelijfd in het depot voor weerspannigen te Rijsel op 3-1-1807 onder stamnummer 3365. (Als militaire term is réfractaire = dienstweigeraar of deserteur)
"Muteert van hieruit naar het 4de Bon Sapeurs waarin hij op 6-6-1807 wordt ingelijfd onder stamnummer 1394 onder de naam BEHAGHE.
"Deserteert reeds op 20-6-1807.
"(Gegevens uit Vincennes 26 YC 20.) Geen verdere inlichtingen over deze conscrit." (NB: Vincennes is waar het Frans Centraal archief over Napoleon berust)
Hij is dus een tweede keer gedeserteerd 2 weken na zijn heropname in het leger.
Blijven nog twee vragen, nu van minder belang: 1) Wanneer werd hij een eerste maal in het leger ingelijfd? 2) Is hij tussen 1807 en 1815 kunnen onderduiken, of is hij eventueel toch nog opgepakt? Wellicht leefde Jan Andries ondergedoken in Izegem, woonplaats na huwelijk? Hoewel, de veldwachter aldaar, Michele Colombo (sic, een Italiaan, alhier gedropt als veldwachter), was een geduchte piottenpakker: tussen 1807 en 1812 arresteerde hij 22 dienstweigeraars of deserteurs, telkens met premie. (Hij bleef wel veldwachter na Waterloo)
De ironie wil dat Jan Andries door Napoleon III op 18 maart 1858 nog gedecoreerd werd met de "Médaille de Sainte-Hélène, voulue par Napoléon III, elle récompense les 390.000 soldats encore vivants en 1857 qui ont combattu aux côtés de Napoléon Ier pendant les guerres de l'Empire de 1792 à 1815".
Wellicht is de desertie van Jan zijn geluk geweest: twee derde van de soldaten van Napoleon keerden niet terug (vooral de Russische expeditie, 1812, eiste veel mensenlevens)
Jan Andries, laat gehuwd, werd onze Izegemse stamvader: 9 kinderen; 34 kleinkinderen gekend, waarvan 26 met de naam Behaeghe en geboren te Izegem of Kachtem. Aimé Behaeghe, de eerste piloot in Centraal-Afrika, is zijn jongste kleinzoon (aparte biografie, menubalk); die had 107 jaar geboorteverschil met opa: Jan Andries °1783, zoon Frans °1832, kleinzoon Aimé °1890.
Dit nageslacht hield blijkbaar de gedachtenis van opa hoog in ere: wie krijgt nog een herinneringsprentje, 25 jaar nadat hij overleden was op een leeftijd van 80 jaar? Ik geloof: het was een merkwaardig man, die 'deserteur' uit Napoleons leger, die 'ongeletterde dagloner' huwend op 32, uitgroeiend tot patriarch'! En dit spijts het feit dat ook de jaren 1840-55 in onze streek gekend zijn als bar-slechte tijden, door de teloorgang van de huisnijverheid van 'vlasteelt tot linnenweverij', gekoppeld aan de gekende aardappelplagen, typhus en cholera.
De Conscriptie, in West-Vlaanderen.
Toen onze gewesten ingelijfd werden in de Franse Republiek, ontstond de provincie West-Vlaanderen, onder de naam van ‘Département de la Lys’. Het archief van het Franse Hoofdbestuur van dit departement berust op het Rijksarchief te Brugge.
Reeds vanaf de 17e eeuw werden herhaaldelijk lijsten aangelegd van weerbare mannen (gezonde personen van 18-50 jaar); hieronder werden ‘tiendemannen’ uitgeloot die konden worden opgeroepen voor het verweer tegen Frankrijk. Ook toen viel het lot meestal op mensen ‘van cleene conditien’ en was er veel desertie. Anderzijds bleven de grote legers toch hoofdzakelijk uit huurlingen bestaan. In 1798 werd in Frankrijk, en dus ook bij ons een systematische dienstplicht bij loting ingevoerd, uiteraard nu voor het Franse leger. Hieraan kon men nog ontsnappen door het kopen van een plaatsvervanger, of door het vrijkopen met hoge belastingen.
Het systeem werkte in fasen. Ieder jaar was er een ‘Conscription’ waarbij ieder die het voorgaande jaar de leeftijd van 20 bereikte, werd opgeroepen, op een lijst werd ingeschreven, waarop ook een fysische beschrijving werd weergegeven, zie Jan Andries Behaeghe, onze Izegemse stamvader. Deze militieplichtigen werden dan onderworpen aan een loting: wie een laag nummer kreeg moest zich melden in actieve dienst (10% van totaal), voor minstens 5 jaar, of zolang de oorlog duurde (in praktijk tot de val van Napoleon). Wie meer geluk had kwam in de ‘Réserve’ of het ‘Dépôt’; die konden dan mogelijks later worden opgeroepen, bv als het gewenste aantal niet werd gehaald, o.a. door desertie. In het jaar 13 (beginnend op 23.9.1804), toen Jan Andries werd ingeschreven, waren er 3.932 ‘conscrits’ in West-Vlaanderen, waarvan 349 werden opgeroepen voor onmiddellijke dienstneming. Wie een broer-soldaat had, kon achteraan in het ‘dépôt’ geplaatst worden, waar de kans gering was om opgeroepen te worden. Dit poogde men te bewijzen met brieven van die broer-soldaat, waarvan er honderden zijn bewaard. Wanneer Jan Andries in het leger is ingelijfd, heb ik niet gevonden.
Die conscriptie was hier gehaat, en velen probeerden zich te onttrekken. Hoewel desertie zwaar werd bestraft, waren er toch heel wat deserteurs, waaronder onze Jan. Zo zag ik een lijst met een kleine 4.300 namen van West-Vlaamse deserteurs, waaraan blijkbaar amnestie verleend werd (van hun straf, maar ze moesten wel hun legerdienst doen). Deserteur Jan Andries stond niet op die lijst!
Uit een deelstudie over Pittem, door V. Arickx: op een populatie van ongeveer 5.100 inwoners waren er 260 soldaten ingelijfd in het Franse leger, waarvan slechts 84 (ong. 1/3) naar huis zijn teruggekeerd, voor 72 kwam er een doodsbericht, van 104 is er geen spoor.
Wie soldaat was in het Franse leger en nog geen 5 jaar had gedaan na de val van Napoleon, moest zijn tijd volmaken in het Hollandse leger.
Het systeem van loting en plaatsvervanging is ook in België blijven bestaan, tot aan de militiewet van 1909; zie lotingbriefje van Joseph François, 1887. In 1913 werd dan de algemene dienstplicht ingevoerd om weer opgeschort te worden na de lichting van 1993.
Hoe toen oorlog gevoerd werd? Dat illustreren we best uit de epiloog van Jos De Smet, Belgisch Tijdschrift voor Militaire Geschiedenis, maart 1970. Korte citaten van twee soldatenbrieven; (1) uit Wenen, 1809: “Wij hebben vele dorpen geplunderd, daar zijn vele dorpen geheel verbrand. Het land is gerenueerd…” en (2) uit Astorga, Spanje, 1812:“… heeft dan marechaal order gegeven van alles af te branden zo verre als dat wij geweest hebben en er is niet één huis blijven staan.”...