Tijdsbeeld:
De Reformatie begon met Luther en zijn stellingen, 1517. De Lutheranen wilden hervormingen binnen de godsdienst (minder heiligenverering en aflatenverkoop, waarbij 'God' op de achtergrond verdrongen was). Maar niet aanvaard binnen de Roomse kerk, vroegen ze wel godsdienstvrijheid, maar ze stelden de burgerlijke orde niet in vraag. Ook de Westhoek had rond 1520 meerdere (kleine) Lutherse gemeenschappen, evenwel gevolgd door inquisitie en repressie, met een eerste brandstapel in 1531. Het 'brave' Lutheranisme verdween zowat in de Westhoek, maar werd snel gevolgd hardere hervormingsideeën: wederdopers en calvinisten die naast godsdienstige ook sociale hervormingen wilden; rond 1535 waren er wederdopers of anabaptisten (die o.a. tegen de persoonlijke eigendom waren, vroege communisten dus, maar ook vreedzaam en volks). Weldra kwamen calvinisten, die openlijk streefden naar een zuiver protestants bestuur, onverdraaglijk tegenover andersdenkenden; ook: leken (de ouderen) namen deel aan hun kerkbestuur. Ze wilden dus een sterke beknotting van de macht van de eerste stand (geestelijkheid) en tweede stand (adel), en meer macht bij de 'derde' stand, bovenop een 'hervormde' kerkleer, zonder heiligenverering. De strijd werd bikkelhard tussen die 'revolutionnaire' geuzen en de 'Roomse' wereld met de sterke macht bij kerk en feodale staat.
De Calvinisten hadden een sterke basis in de Westhoek, ook in Antwerpen, maar kregen snel invloed over gans het gebied ertussen, met een eerste 'hoogtepunt' bij de Beeldenstorm 1566. Dit werd onmiddellijk militair beantwoord: in maart 1567 de slag bij Oosterweel (NW Antwerpen) gewonnen door het regeringsleger, waarbij alle gevangen geuzen werden gedood. Te gelijk had Graaf Lamoral van Egmond met harde hand de 'orde' hersteld te Armentiers in de Westhoek, waar voordien een redelijke godsdenstvrijheid bestond: zo waren er rijke Behaghels die openlijk een protestantse tempel meebetaalden, maar dit later ook duur moesten bekopen. De familie Egmond was inderdaad baas in de Heerlijkheid van Armentiers, waar ze sterke hand hielden op de, tot dan, bloeiende lakenhandel van Armentiers en Nieuwkerke. Helaas voor hem, een jaar later werd hij zelf door Alva veroordeeld 'voor hoogveraad' en onthoofd.
Maar, na het staatsbankroet van Spanje, 1575 en de Spaanse furie te Antwerpen, 4 nov 1576, was het Spaans bestuur machteloos in de Nederlanden. En nauwelijks 4 dagen later, werd de Pacificatie van Gent gesloten tussen alle gewesten van de Nederlanden, waarbij ook godsdienstvrijheid werd afgesproken. Dit was een groot politiek succes voor Willem van Oranje, gevolgd door de eerste en de tweede Unie van Brussel (9 jan en 10 dec 1577), met de ‘Staten-Generaal’ als voorlopig bewind. De eerste unie had nog een rooms-katholiek karakter en werd, met tegenzin, erkend door Spanje, in een (eerste) 'eeuwig edict'. De tweede Brusselse Unie, gebeurde los van Spanje, waarbij de Staten-Generaal gelijke rechten toekende aan protestanten én katholieken.
Maar onder die eerste Unie, sept 1577, werd nog een fanatiek katholieke Filips van Croy, hertog van Aarschot, tot stadhouder van het graafschap Vlaanderen benoemd, met woonplaats te Gent. Die kwam direct in botsing met het Gents bestuur, waarna de calvinistische bourgeoisie een machtsgreep deed op 28 oktober 1577 en de 'Gentse Republiek' stichtte, met een zuiver calvinistisch karakter. Leiders van de coup waren Jan van Hembyse en Frans van der Kethule, de heer van Ryhove (kortweg: Henbyse en Ryhove). Ze namen hertog Aarschot gevangen en onderdrukten de katholieken. Ryhove, de sterke arm in Gent bewapende het volk en wierf vreemde huurlingen aan. Hiermee voerden ze expedities uit in razzia-stijl, om ook elders Calvinistische stadsbesturen aan de macht te brengen: Kortrijk, Menen, Ieper, Ronse, Brugge voor juli 1578, daarna: Oudenaarde, Axel, Hulst, St-Niklaas, Duinkerke, St-Winoksbergen, Belle, Cassel, Hondschote, Veurne, Deinze, Dendermonde..dus alle Vlaamse steden sloten aan bij de Gentse republiek. Dit ging gepaard met beeldenstormerij en fysiek geweld tegen geestelijken en kloosters in de stad of omgeving. En te Gent werd een theologische universiteit opgericht in 't Pand, tot vorming van predicanten. Dit was het tweede hoogtepunt van Calvinistische macht in Vlaanderen, gepaard aan een totale bestuurlijke ommekeer, maar weer zonder echt leger.
Omgekeerd, een groep katholieke edelen, vooral uit de Franstalige gebieden van de Nederlanden, vormden milities, de zgn. ‘Malcontenten’. Die 'heroveren' Menen op 1 okt 1578, met veel geweldpleging, terwijl de weggejaagde Schotse huurlingen de omgeving plunderden. Dit was de aanleiding voor Ryhove om zijn wraak te koesteren met de ophanging van Jacob Hessele en Jan de Visch, zonder enige vorm van proces; die laatste is een van mijn voorouders, die verantwoordelijk werd geacht voor de terechtstelling te Ieper van priestermoordenaars, bij en na de beeldenstorm van 1566; Hessele was lid geweest van Alva's bloedraad.
Een goede historische achtergrond is het boek: Geuzen in de Westhoek, door Roger Blondeau, 1988, inbegrepen de historie van Jan de Visch. Ook Louis Paul Boon beschrijft de lynchpartij van 4 okt 1578, in 'Het Geuzenboek', p. 561-2, met een verhaal duidelijk gesteund op Dejonghe, elders geciteerd.
Vervolg
Deze lynchpartij veroorzaakte heel wat commotie, ook in het eigen kamp. Ryhove besefte blijkbaar snel dat hij te ver was gegaan, en koos van toen af het gematigde kamp van Willem van Oranje, waardoor een bitse strijd ontstond tussen Ryhove en Hembyse. Reeds op 27 dec.1578 herstelt Ryhove op eigen gezag de ‘godsdienstvrede’ in Gent, met katholieke én gereformeerde kerken. Willem van Oranje komt naar Gent en stelt Karel Utenhove aan op de plaats van Hembyse, als voorschepen. Die neemt dit niet en trekt met een groep soldaten naar Wetteren, maar keert terug. Zo wisselt de macht in Gent 4 maal tussen de beide kampen. Er is een implosie van de macht in Gent, waarbij zij alle greep op Vlaamse binnenland verliest. In 1583 had Farnese, de nieuwe Spaanse landvoogd, het Vlaamse platteland veroverd, met veel plundering, en een weinig betaald leger, maar de grote steden waren nog protestants, echter machteloos geïsoleerd. Ieper gaf zich gewonnen in april 1584, snel gevolgd door Brugge (mei 1584). Farnese is hierbij erg diplomatisch: in de veroverde steden geeft hij de protestanten twee jaar tijd om, hetzij in ballingschap te gaan, hetzij zich te bekeren tot het katholicisme. In aug.1584 staat hij voor Gent, waar Hembyse weer aan de macht is. Er raakt daar bekend dat die Hembyse contact had met Farnese om Ryhove in Dendermonde uit te schakelen, wat mislukte. De Gentenaars veroordelen Hembyse voor hoogverraad: hij wordt onthoofd op 4 aug. 1584. Na onderhandelingen over de voorwaarden werd ook Gent door Farnese onderworpen op 17 aug. 1584. Einde van de 'Gentse Republiek'. Snel vielen ook Brussel (mei 1585), Mechelen en Antwerpen, aug. 1585. Einde van de Unie van Brussel, voor de zuidelijke Nederlanden. De Noordelijke provincies sloten in 1588 de ‘Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’ op basis van de principes van de Unie van Brussel; zij kenden een ‘gouden’ 17e eeuw, met grote politieke en economische macht, onder een burger-bestuur, let op naam republiek.
In Oostende, de enige stad die Farnese niet veroverde, lagen huurlingen die zich bleven bevoorraadden door rooftochten in een wijde omgeving.
Ondertussen kende de streek drie emigratiepieken: (1) 1560-1561, uittocht massaal richting Engeland na de eerste grote inquisitiegolf, met een partiële terugkeer naar de Westhoek, voorjaar 1566 na verzachting van de plakkaten; (2) maar een nieuw plakkaat voorjaar 1567, veroorzaakte een migratie, in verspreide richtingen: Frankrijk, Engeland (Sandwich, Norwich), Nederland, Duitsland (Frankenthal: o.a. een 'Duitse' tak Behaghel)); (3) 1580-1590, de herovering door Farnese, nu emigratie vooral naar de Noordelijke provinciiën, verenigd in de unie van Utrecht, 1579; zo ook vanuit Hondschoote: wie daar niet eerder vertrokken was naar Engeland of Duitsland, vertrok in 1582, na het platbranden van de stad, vooral naar Leiden, dat in 1620 dertigduizend bewoners telde van Zuidnederlandse afkomst. Die migraties gebeurden zeker voor de grootste helft als protestantse vluchteling, maar ook katholieken trokken weg als vluchteling (vaak na plundering), of om economische redenen, of bij epidemiën. Naast die emigratie zijn er nog de lokale doden in de oorlog, door pest, cholera of ontbering. Blondeau noemt 13 gemeenten uit de Westhoek waar in 1584 niet één mens woonde. We stellen dus vast dat de Westhoek tussen 1520 en 1585 quasi continu in een godsdienstige oorlog leefde. Toen had die godsdienstoorlog wel volop het karakter van een burgeroorlog. Na 1588 wordt de strijd meer een statenoorlog, waarbij het zuiden zich 'stabiliseert', onder Spaans bewind.
Later:
Antwerpen, dat voordien nog een gouden 16e eeuw had gekend, zag zijn bevolking gehalveerd, maar kende toch een zekere barokke opleving met Albrecht en Isabella. Maar, vanaf 1635 zal Frankrijk pogen zijn grenzen te verleggen tot de Rijn, waardoor zuid- en Midden-Westvlaanderen weer oorlogsgebied wordt zodat de ellende daar voortduurt tot 1713. Het zuiden van het graafschap Vlaanderen kende dus gedurende >150 jaar (ca1550-1713) praktisch continu de ellende van oorlog, met zijn gevolgen van verwoesting, ziekte en armoede: voordien een welwarende dichtbevokte streek met hoogstaande lakennijverheid en hoge graad van geschooldheid, werd een half verlaten gebied, ongeletterd, zelfs bijna zonder pastoors of bruikbare kerken: één enkel priester voor Roeselare, Rumbeke, en omgeving; ik zag een akte van Kachtem waarop zelfs de schepenen geen handtekening konden zetten, alleen de greffier. Er waren veel verlaten akkers; er waren wolven in de streek. En er waren … massagraven van vluchtelingen ('boerenkerkhoven') te Kortrijk. Pirenne noemt die periode terecht de zwartste periode uit zijn 'Belgische' geschiedenis.